21 december 2010

23 november 2010

Freek en de culturele kaalslag

Waarom gaan mijn haren overeind staan van die mensen die nu luidkeels protesteren tegen de 'culturele kaalslag'? Waarom vind ik dat het kabinet groot gelijk heeft met zijn plannen om flink te bezuinigen op subsidies aan de cultuursector?
Ik heb niets tegen cultuur. Ik lees graag boeken, luister muziek en kijk films. Soms ga ik naar een museum. Heel soms ga ik naar het theater. (Niet zo vaak, want in Assen hebben we geen theater.) Dus daar ligt het volgens mij niet aan.
Nee, als ik erover nadenk, zijn er twee dingen waar ik me aan stoor:

  1. Het eerste is de vanzelfsprekendheid waarmee de protesteerders de overheid, dus de belastingbetaler, dus andere mensen dan de gebruikers/bezoekers/consumenten, willen laten meebetalen aan de productie van cultuur. Er zijn voorstellingen waar de subsidies tachtig procent van de begroting uitmaken, en de kaartverkoop twintig. Er zijn ook festivals die in drie kwartier uitverkocht zijn, maar die toch subsidie krijgen. Volgens mij ligt de bewijslast voor de noodzaak van die subsidies in beide gevallen bij de cultuurproducenten. In het eerste geval: waarom moeten de niet-bezoekers zo veel meebetalen aan het genot van de wel-bezoekers? Wat zijn de positieve externe effecten van de zoveelste uitvoering van een symfonie van Mahler of een opera van Mozart? En in het tweede geval: waarom moeten niet-bezoekers meebetalen aan het genot van de wel-bezoekers die zo gelukkig waren om een kaartje te bemachtigen tegen een kunstmatig lage prijs?
  2. Het tweede waar ik me aan stoor is het verbale geweld van de protesteerders. Het kabinet wordt weggezet als 'het kabinet Tokkie I' (Soheila Najand, directeur Interart Arnhem, tijdens het DwarsDiep Debat op 26 september in Groningen), de bezuinigingen heten 'culturele kaalslag' of zelfs een 'moordaanslag op de cultuur'. Er worden argumenten bijgesleept waarvan de protesteerders hopelijk zelf ook wel snappen dat ze nergens op slaan. Een bedrag van 220 miljoen euro is tegelijk 'absurd hoog' en tegelijk 'maar een fractie van wat het kabinet wil bezuinigen'. De subsidies (jaarlijks terugkerende overdrachtsuitgaven) worden vergeleken met 'een paar kilometer snelweg' (investering voor tientallen jaren). En grootverdieners Giel Beelen en Freek de Jonge mogen een avond lang op de publieke omroep doen alsof de beschaving op het spel staat.
Maar waar ik me het meest aan stoor is het onderliggende superieure toontje. Wij zijn beschaafd, jullie niet. Wij zijn cultuurdragers, jullie barbaren. Wij zijn wereldburgers, jullie provincialen. Dat toontje is precies wat de cultuurschreeuwers de das om zal doen, trouwens. Wat dat betreft had het kabinet zich geen betere ambassadeur kunnen wensen dan Freek de Jonge. Nergens krijg je de gewone hardwerkende Nederlander meer mee op de kast dan met Freek de Jonge. Als hij ergens voor is, dan zijn zij ertegen. En andersom. De gewone man weet nu dus zeker dat bezuinigen op cultuur een heel goed idee is.
Freek is het feilloze morele kompas van wakker Nederland.

22 september 2010

Weg met de bakfietssubsidie

Ik begrijp best dat het vervelend is als de opvang voor je kinderen opeens flink duurder wordt. Je had plannen gemaakt op basis van andere verwachtingen, en die plannen zijn niet zonder kosten of moeite te veranderen.

Maar laten we wel wezen: het subsidiëren van kinderopvang slaat nergens op. Er is geen goede reden te bedenken waarom bijvoorbeeld mijn vriendin Sascha, bewust kinderloos onderneemster, via de belastingen mee moet betalen aan de kinderopvang voor tweeverdieners. Kom op zeg, het leven is keuzes maken en keuzes hebben consequenties.

Toen ik gisteren via Twitter zoiets riep, kreeg ik twee redenen terug waarom kinderopvang macro-economisch gezien het subsidiëren waard zou zijn. De eerste is dat de arbeidsparticipatie omhoog moet. Vrouwen moeten werken. De tweede is dat we kinderen nodig hebben, om als wij bejaard zijn onze AOW te betalen en onze doorligplekken te verzorgen. Vrouwen moeten baren. Beide redenen zijn onzin.

Een hogere arbeidsparticipatie klinkt mooi, maar is economisch gezien geen doel op zich. Het gaat om de extra belastingen en premies die al die werkende vrouwen opbrengen. Dus bij het subsidiëren van kinderopvang geven we belastinggeld uit, laten we zeggen een bedrag X, om een extra belastingopbrengst Y te genereren. Dat kan uit alsY groter is dan X. Dus: een vrouw kan een baan krijgen voor bruto €1500, netto €1000 per maand, maar dat kost haar €1000 aan kinderopvang, dus dat doet ze niet. Nu zet je er €100 subsidie tegenaan en hoppa: werken wordt lonend, er ontstaan per maand €500 extra belastingopbrengsten en €100 extra netto inkomsten voor het gezin, en dat alles voor maar €100 subsidie.

Helaas: zo liggen de verhoudingen niet. Als mijn partner bruto €3.000 per maand verdient en ik kan een baan krijgen voor €1500 bruto, en de maandelijkse kosten van kinderopvang bedragen €1040 (een kind onder de vier, vrijwel voltijds), dan krijgen we daarvan in 2010 €723 terug van de belastingdienst, betalen we zelf €313 en houden we netto ruim €2700 besteedbaar inkomen per maand over. En de overheid creëert ongeveer €500 extra belastingopbrengst met €723 subsidie. Dat kan niet uit.

Als ik twee keer zo veel kan verdienen en twee kleine kinderen heb zijn de getallen nog veel duidelijker. Kijk maar eens op de handige kinderopvangtoeslagcalculator. Kortom: de subsidie komt voor een groot deel terecht bij mensen die het niet nodig hebben en bovendien kost het meer dan het aan extra belastingen en premies oplevert.

Het is soms waar dat de vrouw die tijdelijk stopt met werken niet alleen gedurende die periode, maar ook de rest van haar loopbaan minder zal verdienen en dus minder belasting op zal leveren. Maar dat is zeker geen wetmatigheid; het geldt vooral voor hoger opgeleiden. Met kinderopvang doet een vrouw in die gevallen een investering in haar toekomstig verdienvermogen, net als bij een studie. En net als bij een studie is een leenmogelijkheid daarvoor de juiste oplossing, niet een subsidie.

Het argument dat we de kinderen nodig hebben om de bevolkingspyramide een beetje in evenwicht te houden is op zich wel waar, maar dan kan je beter de kinderbijslag en de kindertoeslag verhogen en/of een intelligenter, meer arbeidsmarktgedreven, immigratiebeleid voeren.

De kosten van het subsidiëren van kinderopvang zijn de afgelopen vijf jaar met ruim twee miljard gestegen. Twee miljard die grotendeels overgeheveld wordt naar tweeverdieners die het niet nodig hebben. Voor alleenstaande ouders zou je een uitzondering kunnen maken, maar voor de rest: weg ermee, met die babboebakfietssubsidie.

15 juni 2010

Hoe lang moet ik nog zitten?

Wat me altijd verbaast als het over de arbeidsmarkt gaat is dat 'vraag' en 'aanbod' helemaal los van elkaar gezien worden. De 'vraag', dat zijn de banen, de arbeidsplaatsen. De ontwikkeling daarvan volgt de economische conjunctuur en de technologische vooruitgang. Het 'aanbod', dat zijn de mensen, de werknemers. De ontwikkeling daarvan volgt de demografische trend en de sociaal-culturele veranderingen.

Dus als er te weinig banen zijn moet je de economie stimuleren en als er te weinig mensen zijn moet je zorgen dat vrouwen gaan werken en dat mensen doorwerken na hun 65ste. En verder moet het onderwijs zorgen voor een goede aansluiting tussen vraag en aanbod.

Heel logisch allemaal, maar voor mijn gevoel klopt er ergens iets niet. Als iemand die al bijna tien jaar in zijn eigen werkgelegenheid voorziet, vind ik dat aanbod en vraag, mensen en banen, iets met elkaar te maken moeten hebben. Werk en economische activiteit ontstaan doordat mensen (wie anders?) iets zinnigs gaan ondernemen. Toch?

Mensen en banen los van elkaar zien leidt tot een visie waarin anderen ('de overheid', 'het bedrijfsleven') ervoor verantwoordelijk zijn of ik iets zinnigs doe met mijn leven. Een visie waarin het normaal is om jarenlang "thuis op de bank zonder werk of studie" te zitten (letterlijk citaat). Waarom die slachtofferrol? Waarom zo afhankelijk? Hebben mensen geen andere opties in het leven dan zich als loonslaaf te verhuren of thuis op de bank te zitten? Beetje armzalig wereldbeeld …

10 juni 2010

Nu gas geven, Rutte!

Meer dan een kwart van de kiesgerechtigden kwam niet stemmen. De grootste partij haalt 31 zetels, dat is ruim 20% van de stemmen is 15% van de kiesgerechtigde bevolking. Voor de traditionele top-3 samen is dat 82 zetels, 55% van de stemmen en 41% van de kiesgerechtigden. Totale versnippering.

Ik hoorde Maurice de Hond vanochtend op de radio zeggen dat 45% van de mensen die drie jaar geleden ook een stem uitbrachten voor de Tweede Kamer, nu anders heeft gestemd. En datzelfde geldt voor de mensen die vorig jaar stemden voor het Europees Parlement: 45% stemde nu op een andere partij. Iedereen zweeft.

Premier Mark Rutte gaat straks regeren in de wetenschap dat 15% van de bevolking op zijn partij heeft gestemd, waarvan bijna de helft voor het eerst en waarschijnlijk ook bijna de helft voor het laatst. Hoe kan je serieus regeren, inclusief de benodigde impopulaire maatregelen, met zo'n mandaat?

Volgens mij is er maar een optie: hard insturen en gas geven in de bocht. We zitten in een crisis (of eigenlijk minstens drie). Als we doorsukkelen leveren we de komende dertig jaar serieus welvaart in. We kunnen nu nog kiezen voor hervormingen, maar dan zullen we moeten accepteren dat er hier en daar verworven rechten moeten worden ingeleverd en ook dat soms de uitkomsten onzeker zijn.

Als we iets hebben kunnen leren van Pim Fortuyn, dan is het dat het volk leiderschap wil zien. Nee, dat is niet eng. De kiezer wil daadkracht en visie zien, geen geneuzel op de vierkante centimeter. De kiezer wil best wat inleveren, als er maar een aantrekkelijk en geloofwaardig perspectief bijhoort. Dus, Mark Rutte, neem de moeilijke besluiten snel en krachtig. "Een drol moet je niet kauwen, die moet je slikken," zei mijn oude mentor Hans de Boer altijd. Voor de AOW ligt een prima plan op hoofdlijnen klaar van de sociale partners. Omarmen en door naar het volgende punt. Er liggen een paar knopen klaar om doorgehakt te worden omdat de huidige arrangementen onhoudbaar zijn (woningmarkt, zorg, energie) of omdat de bevolking het niet meer pikt (politie en justitie, immigratie, verkeer). Doorhakken en uitvoeren en dan niet meer gaan piepen als blijkt dat er ergens iemand een half procent op achteruit gaat.

Met wie kan je zoiets doen? Niet met het CDA, dat is de belichaming van het pappen en nahouden. Niet met de PVV, een reactionaire partij die terug wil naar een vroeger dat nooit bestaan heeft. Wel met D66 en Groen Links, die allebei hervormingspartijen zijn. Het grote vraagteken is de PvdA, voor mij toch een partij van beroepspolitici die vooral de mond vol hebben van "eerlijk delen" en verder weinig ambities hebben. En binnen de VVD zelf zitten natuurlijk ook best wat conservatieve krachten.

In de komende weken wordt de keuze gemaakt. Doorsukkelen (VVD, PvdA, CDA of VVD, CDA, VVD) of hervormen (Paars Plus). Ik weet wel waar de voorkeur van Rutte ligt. Nu snel Winsemius en Rottenberg aanwijzen als informateurs en snel zaken doen terwijl iedereen toch voetbal zit te kijken. Dan komt het misschien toch nog goed.

06 juni 2010

Tickets en prijzen (3)

In twee vorige posts (1 en 2) schreef ik dat organisatoren van evenementen vaak een te lage prijs voor hun tickets vragen. Hierdoor ontstaan ongewenste verschijnselen zoals een chaotische kaartverkoop en woekerprijzen in de zwarte handel. Ik schreef ook dat organisatoren eigenlijk niet anders kunnen. Ze weten niet wat de 'juiste' prijs is en dus gaan ze aan de veilige kant zitten, want de gevolgen van een te hoge prijs zijn nog erger.

Het dilemma van de organisatoren lijkt in veel opzichten op dat van een bedrijf dat naar de beurs gaat en een uitgiftekoers voor zijn aandelen vast moet stellen. Je hebt geen informatie over de 'juiste' prijs, want het aandeel bestaat nog niet. Een te hoge uitgiftekoers is zeer ongewenst, want dan verkoop je niet alles en bovendien zal de koers na de introductie gaan dalen, zodat beleggers zich bekocht voelen. Maar met elke euro die je te laag gaat zitten, laat je veel geld liggen. Dus hoe doen bedrijven dat en kunnen organisatoren van evenementen daar wat van leren?

  • In de eerste plaats werken bedrijven die naar de beurs gaan meestal met een of meerdere emissiebanken. Die garanderen de emissie en nemen dus het risico over.
  • De banken maken op basis van onder andere de koers/winst-verhoudingen van vergelijkbare bedrijven een bandbreedte voor de emissiekoers bekend. Een minimum- en een maximumprijs dus.
  • De banken nodigen beleggers uit om in te schrijven op de emissie. De beleggers moeten daarbij aangeven hoeveel aandelen ze voor welke prijs willen hebben. De vraagcurve wordt als het ware zichtbaar gemaakt binnen de eerder vastgestelde bandbreedte. Dit wordt book building genoemd.
  • En dan is er nog het fenomeen van de grijze handel, de 'as, if and when issued'-handel. Beurshandelaren gaan alvast koop- en verkoopverplichtingen aan, op basis van hun inschatting van de waarde van het aandeel. Als je vind dat iets €45 waard is, dan wil je het voor €40 wel kopen en voor €50 wel verkopen. Het risico voor de handelaren wordt begrensd door de vastgestelde bandbreedte van de emissiekoers.
  • Op basis van de intekeningen ('het boek') en de prijsvorming in de grijze handel wordt de emissiekoers vastgesteld. Idealiter wordt de prijs zo gekozen dat de geplande hoeveelheid aandelen kan worden verkocht en er nog een beetje 'opwaarts potentieel' in de koers zit.
Dit alles werkt omdat er een secundaire markt is. De aandelenbeurs is immers één grote secundaire markt. In de ticketing-wereld wordt de secundaire markt juist verketterd, bestreden en waarschijnlijk binnenkort zelfs wettelijk verboden. Kaartjes worden in het diepste geheim verhandeld, want als de organisatie erachter komt, kunnen de kaarten ongeldig verklaard worden. Zo krijg je een secundaire markt met veel vragers, weinig aanbieders en zeer gebrekkige informatie. Ja, dan kan je hele rare prijzen verwachten.

Als je secondary ticketing toelaat en transparant maakt, zou je een experiment kunnen doen met ticketverkoop a la een beursgang. Je maakt ruim van tevoren een bandbreedte bekend voor de kaartjesprijs van een evenement, je laat ticketmaster en consorten aan bookbuilding doen en je stelt de prijs zodanig vast dat je netjes uitverkoopt. Als het goed is heb je nu een secundaire markt met ongeveer evenveel vragers als aanbieders, die bovendien transparant is. Er is geen reden om op zo'n markt woekerprijzen te verwachten.

Waarom gebeurt dit niet? Geen idee. Technisch kan het makkelijk en in de VS doet razorgator.com iets wat hier sterk op lijkt. Op die site kan je bijvoorbeeld NBA-tickets niet alleen kopen, maar ook verkopen. Het zal wel te maken hebben met het Nederlandse wantrouwen tegen marktwerking. Aan de andere kant: niet alle evenmenten-organisatoren zijn communist, dus ik zal wel iets over het hoofd zien.

Update: seatwave.nl komt al aardig in de buurt. Jammer dat ze denken dat into the Great Wide Open van 13 tot 15 september is, maar verder ziet het er veelbelovend uit.

30 mei 2010

Tickets en prijzen (2)

Als je een festival van 5.000 kaarten in drie kwartier uitverkoopt, had je ook wel een tientje meer kunnen vragen. Waarom zou je €50.000 op straat laten liggen, waar de louche tickethandelaren het vervolgens kunnen oprapen? Die vraag stelde ik deze week aan Ard Boer, een van de mensen achter muziekfestival Into the Great Wide Open (ITGWO). Ard gaf de volgende redenen:

1. "Je gaat met de prijs aan de veilige kant zitten, want je wilt niet het risico lopen van een half lege zaal. Zeker niet bij een evenement dat zijn naam nog moet vestigen." Verstandig, maar als dat je beleid is, maak je het voor de handelaren wel heel makkelijk om zonder veel risico winst te maken. En als je dan de wederverkoop, de 'secondary ticketing', verbiedt en bestrijdt, krijg je geen informatie over hoeveel te voorzichtig je bent geweest en sta je een volgende keer weer voor hetzelfde probleem.

2. "Je wilt dat je doelgroep het kaartje kan betalen. (En niet alleen de rijke patsers die je eigenlijk helemaal niet op je evenement wilt hebben.)" Het Youp van het Hek argument. Klinkt mooi, maar de prijs is slechts één van de elementen van de marketingmix en bepaald niet de meest fijnmazige. Er zijn veel betere manieren om je evenement te voorzien van het publiek dat jij wilt hebben. ITGWO is daar zelf een uitstekend voorbeeld van. De vier P's van ITGWO:

  • Programmering. Geen grote namen en geen extremen. Muziek niet voor de massa, niet voor de nerd, maar voor de liefhebber.
  • Plek. Vlieland. Een eiland dus. Waar je met de veerboot heen moet. En je auto laat je achter op het vasteland, want die mag het eiland niet op. En het beste ga je kamperen, op camping Stortemelk, want dat is het epicentrum van het festival.
  • Promotie. Vrijwel uitsluitend word-of-mouth. De fanbase wordt bediend door een website en een Twitter-account. Er is een speciale pre-voorverkoop voor de fans van het eerste uur. Alles wordt in eigen hand gehouden, liever een beetje kneuterig dan de commerciële gladheid van Mojo of Live Nation.
  • Pannenkoeken. Er is een uitgebreid nevenprogramma voor kinderen in alle leeftijden. Er is een oppasdienst. Kinderen tot en met 15 betalen ook maar €7,50 voor een kaartje, om het voor gezinnen betaalbaar te houden.

Al met al uitstekend toegesneden op de doelgroep: muziekliefhebbers, met kinderen, niet materialistisch ingesteld. En het is ook voor iedereen duidelijk: als je niet van jengelende kinderen houdt of van kamperen, als je verwacht dat alles één grote strakke show is, als je de allerhipste hiphop wilt zien of als je drie dagen lang stoned in het gras wilt liggen, dan is dit niet jouw festival.

3. "De prijs moet passen bij het evenement; de prijs bepaalt ook de verwachting en de houding van de bezoekers." Een variant op het vorige punt. Klopt op zich wel, maar 55, 65 of 75 euro - dat zijn graduele verschillen. Bij 15 of 150 euro heb ik andere verwachtingen, maar plus of min 20%, dat levert je geen ander publiek op.

4. "Ik hoef er niet rijk van te worden." Dat klinkt sympathiek, maar het is een beetje besides the point. Je hoeft het extra geld dat je ophaalt uit kaartverkoop niet in eigen zak te steken; je kunt het ook weer op talloze manieren investeren in je festival.

Kortom, vanuit marketingoogpunt kan de prijs vaak best wat omhoog, als de rest van je marketingmix maar in orde is. Blijft over dat een (zo goed als) uitverkocht huis belangrijk is voor de sfeer en het succes van een evenement, dat de 'juiste' prijs op voorhand moeilijk te bepalen is en dat de organisator er dus verstandig aan doet aan de veilige kant te gaan zitten. Daarmee doet hij zichzelf tekort en creëert hij een rantsoeneringsprobleem (wie krijgt kaarten en wie niet) en een zwarte markt.

Een lastig probleem, maar niet nieuw en ook niet uniek voor de evenementenbranche. Het lijkt bijvoorbeeld op het vraagstuk hoe je de uitgifteprijs van aandelen vaststelt bij een beursgang. Daar zal toch iemand wel eens iets slimmers op hebben verzonnen dan "aan de veilige kant gaan zitten"? Ik kom hier op terug.

29 mei 2010

Tickets en prijzen (1)

In 1992 ben ik bijna doodgedrukt bij de kaartverkoop voor Ajax-Torino, de return van de finale van de UEFA-cup. Torino had weliswaar Real Madrid verslagen, maar was geen topploeg. Het piepjonge Ajax had dus serieus uitzicht op de eerste Europese titel sinds tijden. De clubleiding had besloten de wedstrijd in het Olympisch Stadion te spelen, waardoor er ineens 20.000 kaarten of zo extra beschikbaar waren. Die werden verkocht bij de kassa's van De Meer, maximaal vier per persoon.

Ik was om 5 uur 's ochtends één van de eersten die niet voor de poort van De Meer geslapen hadden, wat betekende dat er minstens duizend wachtenden voor mij waren. Voordat de kaartverkoop begon waren er het er achter mij zeker nog eens 20.000. En toen het gerucht ging dat de verkoop was begonnen, gingen die naar voren, de trechter in. Om mij heen werden mensen over de hoofden afgevoerd en als de politie te paard zich niet als golfbrekers in de menigte had gewurmd waren er waarschijnlijk doden gevallen.

Hier moet ik vaak aan terugdenken als de discussie weer oplaait over de illegale handel in tickets. Festivals, concerten en andere evenementen klagen dat hun kaarten op internet tegen "woekerprijzen" worden doorverkocht. Maak ze dan duurder! Dat is het enige wat echt helpt. Ajax had de bijna-ramp van 1992 op heel veel manieren kunnen voorkomen, maar het eenvoudigst door de kaarten flink duurder te maken. Dat is ook nog eens goed voor de portemonnee en het wordt er niet minder gezellig van. Ga maar eens kijken bij de NBA-finales (kaarten vanaf €300).

Met ticketprijzen die dichter bij de werkelijke marktwaarde liggen neem je de woekeraars de wind uit de zeilen, verdien je zelf meer en hoef je uiteindelijk ook minder mensen teleur te stellen. Ik kan het accepteren als ik iets niet kan betalen, maar ik baal er nog steeds van dat ik Ajax-Torino heb gemist doordat anderen sterker, brutaler en gemener waren dan ik.

Over dit alles had ik gisteren een boeiende discussie met mijn zeer gewaareerde kantoorgenoot Ard Boer, directeur van New Music Labs en een van de organisatoren van het Vlielandse festival Into the Great Wide Open. Afgelopen 1 mei in drie kwartier uitverkocht. Ard was het niet met me eens. Hij heeft me niet overtuigd, maar had wel een paar interessante argumenten. Wordt vervolgd.

13 mei 2010

Stemp op een ondernemert


De laatste echte ondernemerspartij was de Tegenpartij. Sindsdien moeten we het doen met ondernemers die op de lijsten van 'normale' politieke partijen staan. Maar waar vinden we die? Wat zijn de partijen met de meeste ondernemerservaring op de lijst?

Om te kijken welke politieke partij het meeste ondernemersbloed in de aderen heeft, heb ik de cv's van de eerste 15 mensen op de kandidatenlijsten van de grote politieke partijen doorgenomen. Soms was dat eenvoudig, zoals bij de VVD en Groen Links, die van al hun kandidaten een biografie verschaffen plus links naar Linkedin-profielen, Wikipedia-pagina's en persoonlijke weblogs. Soms was het een heel gezoek, zoals bij de SP en de PVV, die alleen door het Partijbureau goedgekeurde informatie naar buiten brengen.

Mijn doel was te achterhalen hoeveel kandidaten er zijn met a) ervaring in het bedrijfsleven en b) ervaring als ondernemer. Om twee redenen denk ik dat het belangrijk is om dat soort mensen in de Tweede Kamer te hebben:

  • Alles wat de overheid uitgeeft, moet eerst in de marktsector verdiend worden. Elke extra euro die de overheid uitgeeft, moet nu of in de toekomst door de belastingdienst geroofd worden van ondernemers die hem met hard werken verdiend hebben. Het is één ding om dat op intellectueel niveau te begrijpen, maar het is heel iets anders om het aan den lijve ondervonden te hebben. Een kamerlid dat ondernemer is geweest, zal naar mijn verwachting zich bij elke overheidsuitgave afvragen of deze wel echt nodig en nuttig is en bij twijfel de uitgave schrappen.
  • Ondernemen leert je anders naar de wereld te kijken. Het leert je dat veel mogelijk is, en weinig zeker. Het leert je ook afzien, doorzetten en pijn lijden. En het leert je dat dingen niet veranderen door af te spreken dat ze veranderen, maar alleen door keihard en consistent werken. Ook dit zijn nuttige inzichten voor een kamerlid.


Helemaal onderaan de lijst staat de PvdA. De top-15 van de PvdA heeft samen 5 jaar en 5 maanden ervaring in het bedrijfsleven en daarvan komt 4 jaar voor rekening van de nummer 15, Ahmed Marcouch, die na het voltooien van de LTS vier jaar in een papierfabriek heeft gewerkt. Niemand van de PvdA-top heeft ervaring als ondernemer. Het cv van Sharon Dijksma, de toekomstige burgemeester van Groningen, is behoorlijk maatgevend voor deze partij. Nog nooit echt gewerkt.

Nauwelijks beter doet de SP het. Jan de Wit, nummer 3 op de lijst, heeft ooit als advocaat gewerkt. Maar het is de nummer 10, Sharon Gesthuizen, die de SP van de laatste plaats houdt. Zij heeft twee jaar lang haar eigen videoproductiebedrijf geleid voor ze in de politiek ging.

Dan de ChristenUnie. De verleiding is groot om ze onderaan te zetten, omdat hun website op Hemelvaartsdag niet bereikbaar is. Prima als je niet wilt werken op zon- en feestdagen, maar val mij er niet mee lastig. Maar dit lijstje gaat over de poppetjes en niet over de inhoud. En van die poppetjes heeft de nummer 7, Ernst Cramer, ruim 20 jaar in het bedrijfsleven gewerkt en heeft Cynthia Ortega-Martijn, de nummer 5, een eigen adviesbureau gehad. Derde van onderen dus.

Vierde van onderen, en vijfde van boven, zet ik D66. Hier staan twee voormalig consultants op de lijst: Gerard Schouw (nummer 3, Boer en Croon) en Marty Smits (nummer 10, Boston Consulting Group). Kees Verhoeven, de nummer 9, heeft voor MKB Amsterdam en voor de Kamer van Koophandel gewerkt, maar daarmee ben je nog geen ondernemer, dus die tel ik niet mee. Wat wel meetelt is dat Jan Paternotte (12) vijf jaar als zzp'er heeft gewerkt (trainer, moderator) en dat Fatma Koser Kaya, de nummer 7, vier jaar maat is geweest in een advocatenkantoor.

Vierde van boven, en vijfde van onderen, komen we Groen Links tegen. Strikt genomen hebben alleen nummer 14 Bert van Boggelen (een beetje) en nummer 8 Bruno Braakhuis (veel) ervaring in het bedrijfsleven, maar de lijst staat ook vol met "sociaal ondernemers". Mensen die kleine en grote non-profit organisaties hebben opgezet en/of gerund. Liesbeth van Tongeren (6), Arjan el Fassed (9) en Natasja van den Berg (13) vallen in deze categorie.

Op drie staat de PVV. Fleur Agema (2), Lilian Helder (3) en Roland van Vliet (13) hebben werkervaring als respectievelijk architecte, advocate en fiscalist. Martin Bosma (5) was journalist en heeft een radiostation opgezet. Met weinig succes, maar dat doet er hier niet toe. Teun van Dijck, nummer 7, heeft zijn hele leven in de commerciële sector gewerkt, in loondienst en als ondernemer. Hij heeft horecabedrijven gehad (bonuspunt) op Curaçao (nog een bonuspunt). Ik zou Teun van Dijck ook nog wel bonuspunten willen geven voor zijn artiestennaam Tony Saxofony en voor het feit dat hij met een voormalig Miss Curaçao getrouwd is, maar ik moet streng zijn. En dan hebben we Dion Graus nog, die onder meer "BMW-verkoper" op zijn cv heeft staan.

Tussen de nummers twee en een zit slechts een neuslengte verschil. Het CDA eindigt als tweede. Elly Blanksma (8, Rabobank) en Eddy van Hijum (14, KPMG en PWC) hebben ervaring als werknemer in het bedrijfsleven. Joop Atsma (7, journalist en pr-adiseur) en Henk Jan Ormel (12, dierenarts) waren zzp'ers. En met Ger Koopmans (11, melkveehouder, restaurateur en winkelier) en Jan Kees de Jager (6, oprichter en ceo van een e-business bedrijf) telt de CDA-lijst twee echte ondernemers.

De partij met het meeste ondernemersbloed is de VVD. De top-15 telt een voormalig consultant (Jeanine Hennis, 4), een advocaat (Frans Weekers, 7) en twee zzp'ers (Halbe zijlstra, 11, en onze eigen Betty de Boer op 10). Daarnaast vijf man met managementervaring bij grote bedrijven: Mark Rutte (1, Unilever), Stef Blok (5, ABN Amro), Paul de Krom (6, Shell), Hans ten Broeke (13, KPN) en Willibrord van Beek (15, Philips). Maar de VVD wint vooral dankzij Charlie Aptroot, 9 op de lijst en 23 jaar lang DGA van Jonco Groep, een groothandel in hobbyartikelen die in 2000, toen hij het verkocht, bijna honderd man in dienst had.

Een stemadvies geef ik niet, maar ik zou wel willen oproepen om op een ondernemer te stemmen. Die is in bijna elke partij te vinden. En als je per se PvdA wilt stemmen, stem dan op Ahmed Marcouch, die weet in ieder geval wat werken is.