09 maart 2006

Economie is een moeilijk vak

In het prachtblad Consigne, dat meestal ongelezen op de koffietafel blijft slingeren, staan deze maand belangwekkende artikelen over "onderwijs en bedrijfsleven", een thema dat mij zeer interesseert. Maar daarover een andere keer. Nu even over het interview met Peter Leeflang in ditzelfde nummer. Professor Leeflang wordt daarin geciteerd met een sombere kijk op de Nederlandse economie:

"Een van de bedenkelijke signalen, in economisch opzicht, is het verdwijnen van vitale bedrijfsonderdelen naar het buitenland. (...) Het kan niet zo zijn dat we afzakken naar een service-economie. Je zult toch productie moeten behouden, alleen al om de zorgen van de vergrijzende samenleving betaalbaar te houden."
Professor Leeflang is al dertig jaar hoogleraar aan de economische faculteit in Groningen, dus het zal wel aan de journalist liggen, maar het is natuurlijk grote onzin wat daar staat:
  1. Het idee dat sommige sectoren inherent beter zijn dan andere is 17de eeuws, mercantilistisch gedachtengoed. Sinds Adam Smith en David Ricardo weten we beter. Het gaat erom dat er geproduceerd wordt waar de markt om vraagt én dat de productie daar plaats vindt waar de bedrijfstak in kwestie comparatieve voordelen ondervindt. De dienstensector is niet inferieur aan de industrie - integendeel, zou ik bijna zeggen: in de waardeketen van een willekeurig product wordt meestal de meeste waarde toegevoegd door de sienstensector. Simpel gezegd: van de 800 euro die je voor een laptop betaalt komt slechts een klein deel in China terecht, en een veel groter deel bij de partijen die de software en de distributie verzorgen.
  2. Het idee dat er een tegenstelling bestaat tussen het economisch belang van Nederland en dat van het buitenland is al niet veel moderner. Economie is geen zero sum game, waar de winst van de een het verlies van de ander is. Het hier niet uitgesproken, maar nauw verwante, idee dat we met de export van iets (producten!) onze welvaart moeten verdienen, is duidelijk onzin: de aarde als geheel exporteert niets en toch is de welvaart de laatste eeuwen flink gestegen.
  3. Het verband tussen de productie van goederen en het betalen van de vergrijzing ontgaat mij volledig. De werkelijke vraag is of de toegevoegde waarde van de werkenden groot genoeg is om de kosten van de niet-meer-werkenden te kunnen dragen. Of die toegevoegde waarde ontstaat in de industrie of in design, verzekeren, software-ontwikkeling of wat dan ook is totaal niet relevant.
Waarom vind ik dit belangrijk genoeg om een kwartier te zitten tikken? Omdat dit soort interviews voer zijn voor beleidsmakers die zitten te springen om argumenten om met subsidies de suikerindustrie, de aardappelzetmeelindustrie en wat voor outdated bedrijfstak dan ook in stand te houden - in plaats van vernieuwing en ondernemerschap te stimuleren.

categorie: economie, jeuk

Geen opmerkingen: